De perikelen in Haarlemmermeer rondom de forse bezuinigingen op sport en bewegen door de gemeente zijn ook in de tweede kamer niet ongemerkt gebleven. Een besparing op de gemeentelijke begroting op sport kan ertoe leiden dat de hele sportstimulering van de kaart wordt geveegd, omdat daardoor o.a. ook de cofinanciering wegvalt.

Op 15 juli jl. heeft Tamara van Ark, Minister voor Medische Zorg en Sport, antwoord gegeven op pittige Kamervragen van Michiel Van Nispen, kamerlid SP, over deze lokale bezuinigingen. ‘Ik vind het belangrijk dat sport toegankelijk blijft voor iedereen en dat iedereen met plezier kan sporten en bewegen, ook als gemeentelijke bezuinigingen op sport noodzakelijk worden geacht. Sportstimuleringsbeleid is daarbij een belangrijke pijler’, aldus Van Ark.

Niet slechts een lokale kwestie

De minister deelt de mening met Van Nispen dat dit niet slechts een lokale kwestie is. ‘Onder meer in het Nationaal Sportakkoord hebben rijk, sport en gemeenten gezamenlijk ambities uitgesproken om mensen meer te laten sporten en bewegen. De coronacrisis heeft nog eens onderstreept dat dit doel belangrijk is. Daarom blijf ik nauwgezet volgen of zich nieuwe signalen voordoen van gemeentelijke bezuinigingen op sport- en beweegbeleid. Ik ben en blijf ook in gesprek met de sport en de gemeenten over deze mogelijke signalen’, zo klinkt in haar antwoord.

Wettelijke verankering ontbreekt                      

Zijn er dan geen maatregelen die voorkomen dat gemeenten (zoals Haarlemmermeer nu) besluiten te bezuinigen op de sportinfrastructuur? Nog niet helaas, zo blijkt ook in het advies ‘De opstelling op het speelveld’ van de NLsportraad. De raad constateert daarin dat de sportbranche niet toekomstbestendig is, mede door het ontbreken van overheidsvisie en -regie, wettelijk kader en sturing op financieringsstromen. Tamara van Ark zegt een verdiepingsslag uit te voeren op dat advies: “In deze verdiepingsslag wil ik ook meenemen of bijvoorbeeld een wettelijke verankering van investeringen in sport kan bijdragen aan een stabiele investering in de sportinfrastructuur.’ Totdat dat zover is heeft de gemeente nog de vrije hand. De minister geeft wel aan contact te hebben gehad met de gemeente Haarlemmermeer. Maar ze geeft ook aan dat het aan de gemeenten zelf is om te oordelen over de eigen financiële huishouding en de vraag of bezuinigingen noodzakelijk zijn.

Schoolvoorbeeld en toch bezuinigen

Opvallend is dat op dit moment geen andere signalen van (voorgenomen) forse gemeentelijke bezuinigingen bij de minister bekend zijn, terwijl uit eerdere berichten bleek dat maar liefst zes op de tien gemeenten met tekorten kampen. 

De gemeente Haarlemmermeer investeerde, samen met organisaties als Team Sportservice, jarenlang in bewegen en een gezonde leefstijl om een uitstekende sportinfrastructuur op te bouwen. Ze heeft daardoor een top 10-positie sportinfrastructuur. Zonde en onbegrijpelijk dat juist deze gemeente als eerste bezuinigt op sport en zeer onwaarschijnlijk dat het andere gemeenten dan niet ook boven het hoofd hangt.

De onzekerheid is groot

De minister geeft aan hoopvol te zijn omdat ook in eerdere financieel moeilijke tijden de gemeentelijke uitgaven aan sport steeds op peil bleven. ‘Veel voorgenomen bezuinigingen zijn toen uiteindelijk niet of slechts deels doorgevoerd,” schrijft ze. Maar dat biedt uiteraard geen garantie voor de toekomst, zo geeft ze zelf ook aan. Er komt een zeer onzekere tijd aan. De voorzieningen op de korte termijn (tot en met 2022) zijn op orde, maar structureel is er nog veel onduidelijk. Zo loopt de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC) slechts tot 2023. Daarin bieden het Rijk en gemeenten samen handen en voeten voor de uitvoering van verschillende deelakkoorden van het Nationale Sportakkoord.

Sportstimuleringsbeleid staat landelijk onder druk

‘Ik zie het risico dat bezuinigingen ervoor kunnen zorgen dat een deel van het sportstimuleringsbeleid wegvalt, en daarmee ook een deel van de maatschappelijke rendementen van sportinvesteringen’, schrijft Van Ark.

Dat is niet mis in een tijd waarin veel gemeenten met financiële problemen kampen. Zo dreigt voor Haarlemmermeer in 2023 door de bezuinigingen betaalbaar sporten te verdwijnen met het wegvallen van de toegankelijke activiteiten van Team Sportservice Haarlemmermeer. Ook de contributie bij verenigingen stijgt doordat de subsidie voor binnensport verdwijnt. Sportondersteuning op en rond de school eindigt en de bezuinigingen treffen de aangepast sporter ook hard. De status van Haarlemmermeer als bakermat van Nederlands sporttalent eindigt eveneens omdat talentontwikkeling en topsportklimaat volledig wordt wegbezuinigd.

Hoe zorgen we ervoor dat dit andere gemeenten in geldnood niet ook overkomt en het sportstimuleringsbeleid landelijk overeind blijft? De minister erkent het belang van de lokale inzet. Ze verwacht dat dit er in de meeste gemeenten voor zorgt dat het investeringsniveau op peil blijft. Met coalities van gemeenten, de sport en andere partijen zoals Team Sportservice, die zich committeren aan een gemeenschappelijk doel. Ze wil hierover in gesprek blijven met de sport en de gemeenten. Zal dat voldoende zijn?