Tessa Veldhuis en Jeroen Stekelenburg bezoeken Libanon met Right To Play

Sport speelt een prominente rol in het leven van Jeroen Stekelenburg en Tessa Veldhuis. Hij is sportverslaggever voor Studio Sport bij onder andere het Nederlands elftal en de grote atletiektoernooien en maakt reportages voor Andere Tijden Sport. Zij maakte jarenlang deel uit van de Nederlandse rugbyselectie (sevens, red.) en werkt nu onder meer als sportspreker/presentatrice en docent lichamelijke opvoeding. Op het moment dat Stekelenburg en Veldhuis door Right To Play, een organisatie die zich wereldwijd inzet om kinderen te laten spelen voor wie dit niet vanzelfsprekend is, werden gevraagd om een paar dagen mee te werken aan zo’n (speel)programma, hoefden ze allebei niet lang na te denken. En dus pakte ze hun koffers om samen met Ilma Kramer van Right To Play een vijfdaagse reis naar Libanon te maken. Een onvergetelijke en indrukwekkende belevenis. In deze editie van Sport & Life MRA delen Veldhuis en Stekelenburg hun ervaringen met onze lezers.

‘Met mijn achtergrond past een sportief goed doel bij mij. Right To Play vind ik een sympathieke organisatie, die heel goed werk verricht. Zij hebben ter plaatse mensen werken die permanent actief zijn met speelprogramma in ontwikkelingslanden. Ze spelen zo een hele belangrijke rol in het leven van kinderen die opgroeien onder zeer moeilijke omstandigheden. Ik denk dat als je deze kans krijgt, je zoiets altijd moet doen.’ De reis naar Libanon werd gemaakt in het kader van het programma Sport For Development van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat onder meer de projecten van Right To Play financieel ondersteund. En nee, het was voor Stekelenburg en Veldhuis zeker niet alleen kijken wat deze organisatie in dit land met een enorme smeltkroes aan religieuze groeperingen en regionale spanningen allemaal ter plaatse aan werk verzet. Zo gaf Veldhuis een aantal rugby-clinics. Eerst aan de Right To Play coaches en daarna op verschillende locaties aan Libanese, Syrische en Palestijnse kinderen. Stekelenburg nam onder meer interviews met de coaches en de kinderen af.

Veldhuis: ‘We hebben daar echt heel mooie dingen kunnen doen. De medewerkers van Right To Play zijn er echt voor de kinderen en zijn voor hen echt helden. Het enthousiasme van de kinderen tijdens de clinics is zeker iets wat mij is bijgebleven. Het plezier bij de kinderen straalde er vanaf tijdens het sporten en we werden overstelpt met vragen. De speelprogramma’s zijn voor hun echt de gelukkige uren in de week. Ze waren ook allemaal erg lief en bezorgd naar elkaar toe als er een keer iemand viel. In totaal zijn we op drie verschillende locaties geweest. Op de eerst dag zijn we aan de slag gegaan met de coaches. Het is immers de bedoeling dat zij met de kinderen blijven sporten ook als Right To Play er niet meer is. We inspireerden ze om ook rugby in hun speelprogramma op te nemen.’ Vanuit Right To Play is het een bewuste keuze om sport in te zetten omdat het kinderen met een verschillende achtergrond samenbrengt. Rugby is goed voor het stimuleren van de sociale cohesie en is een contactsport waar discipline en veerkracht een belangrijke rol spelen. ‘Een sport waarin iedereen door de verschillende functies van de spelers kan excelleren. Wanneer je kinderen bij voetbal op een rijtje zet, weet je vaak wel wie de beste zijn. Bij rugby is dat veel onvoorspelbaarder’, aldus Stekelenburg.

Libanon is een zeer dichtbevolkt land en kent tegelijkertijd een zeer groot aantal Syrische vluchtelingen. In totaal zijn dat er ongeveer anderhalf miljoen. Een gigantisch aantal en dan te bedenken dat Libanon voor de oorlog in Syrië slechts vijf miljoen inwoners telde. Het land barst nu uit zijn voegen en dat brengt natuurlijk spanningen met zich mee. Stekelenburg: ‘Mensen die ooit een huis hadden en een baan, die daar nu leven in tentenkampen. Onder die vluchtelingen zijn ook heel veel jonge kinderen die tijdens de oorlog zijn geboren en voor het oog van de wereld niet eens bestaan. Maar van de reis zijn me vooral ook heel veel goede dingen bijgebleven, zoals o.a. de energie die twee jonge Palestijnse vrouwen – opgeleid door Right To Play als coaches- uitstraalden om voetbaltraining te geven aan jongens. ‘Ik heb ook hele fijne gesprekken gevoerd met de kinderen bij de projecten. Ze vinden het zo fijn om te kunnen sporten en naar school te gaan. Ze geloven echt in een mooie toekomst. Door zo’n reis besef je veel meer wat er daar allemaal speelt. Ja, ik zou het zo weer doen’, besluit Veldhuis.

Over Right To Play

Op veel plekken in de wereld is het voor kinderen niet vanzelfsprekend om te spelen. Omdat ze in armoede leven. Omdat ze gevlucht zijn voor oorlog. Omdat ze moeten werken. Of omdat ze zo beschadigd zijn, dat ze niet meer weten hoe. Right To Play laat kinderen wereldwijd spelen. Want als je speelt ben je voor even buutvrij. Met haar unieke speelprogramma’s levert Right To Play een belangrijke bijdrage aan hun welzijn en ontwikkeling. De organisatie is actief in vijftien landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten. In deze landen hebben kinderen vaak te maken met geweld, uitbuiting en armoede. Het verhaal van Right To Play is begonnen in 1993. Viervoudig Olympisch schaatskampioen Johann Olav Koss ontmoette een jongetje in het door burgeroorlogen en hongersnood geteisterde Eritrea. Hij rolde zijn longsleeve shirt op tot een bal en bezorgde zo heel veel kinderen plezier. De Noor was diep onder de indruk en mobiliseerde mensen om geld in te zamelen en keerde met de opbrengt terug met een vliegtuig vol sport- en speelmaterialen.